W.B. van Dijkhuizen

W.B. van Dijkhuizen

De heer W.B. van Dijkhuizen (1957) is sinds 1974 werkzaam in de orgelbouw. Een grondige opleiding tot het orgelmakersvak kreeg Van Dijkhuizen bij de firma Fama & Raadgever, orgel en clavecymbelmakers te Utrecht. Na een lange periode van dienstverband werd hij tijdelijk ondergebracht bij de firma van Vulpen eveneens te Utrecht. Na zijn terugkeer bij Fama & Raadgever verhuisde het bedrijf naar Maarssen. Vele grote en kleine orgels werden er gebouwd en kregen hun bestemming in kerken/ scholen/ en huiskamers.

Einde bloeitijd orgelbouw ca. 1980

Aan het einde van de periode van bloeitijd in de orgelbouw (ca.1980) werd langzamerhand duidelijk dat de ontkerkelijking en de economische neergang in Nederland serieuze vormen ging aannemen. Na een zoektocht binnen de orgelbouw kwam van Dijkhuizen terecht bij de firma Reil te Heerde. Bij deze orgelmakers werd hij o.a. bekwaamd in restauratie-technieken, met als gevolg een bredere blik op het orgel maken.

Zelfstandig sinds 2006

Sinds 2006 is hij zelfstandig ondernemer, en werd  tijdens een speciaal concert in de Hervormde Kerk te Twello ´Orgelmakerij W.B. van Dijkhuizen´ geopend. In datzelfde jaar vindt de overname plaats van de firma B.A.G. Orgelmakers te Enschede, en een deel van het klantenbestand van de firma Fama & Raadgever. Van Dijkhuizen is gespecialiseerd in het stemmen en onderhouden van grote en kleine kerkorgels, her-intonatie, overplaatsingen e.d. en de bouw van huisorgels en kistorgels.

Visie op orgels en orgelbouw

Dogma’s, wetmatigheden, puritanisme, en fanatisme zijn geen uitzondering binnen de orgelbouw. Met name in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw was er op dat gebied een ware strijd gaande. Je hoorde of bij het ene kamp, of bij het andere kamp. Als aankomend orgelmaker was je er van overtuigd dat je bij de beste orgelmaker terecht was gekomen. Na  voortschrijdend inzicht weten we inmiddels dat het allemaal zo scherp niet ligt. Je kunt met de beste materialen een slecht functionerend orgel maken, en met relatief slecht materiaal een goed klinkend instrument maken. Wat dit betreft heeft de firma Marcussen uit Denemarken  ons wel enige lessen geleerd. Mijns inziens gaat het er in de eerste plaats om dat een orgelmaker gevoel heeft voor verhoudingen en voor materialen. De vraag is dan ook, welke verhoudingen en welke materialen pas ik toe binnen een bepaald concept, en in welke ruimte. Als het gaat over pijpwerk is dat niet anders. Een goed geconstrueerde pijp met een goed mensuur doet het gelijk goed als deze opengemaakt is. Een andere kwestie is het of de ruimte waar deze pijp is geplaatst deze ook accepteert. Ook hiervan geldt dus dat gevoel voor verhoudingen en materiaal van cruciaal belang is. Na veertig jaar ervaring binnen de orgelbouw bestaan er voor mij persoonlijk weinig vaststaande dogma´s meer. Wel heeft de ervaring mij geleerd dat natuurwetten zich niet laten gezeggen. Dat gegeven noodzaakt de orgelmaker om vooraf juiste keuzes te maken tijdens de bouw van een orgel. In mijn optiek kan een orgel, in welke periode dan ook gebouwd, inspirerend zijn, mits bovenstaande ingrediënten aanwezig zijn.

Exterieur en interieur van orgels

Een orgel moet aan de buitenkant en de binnenkant mooi zijn. Dat lijkt een schot voor een open doel. Echter, er zijn orgels die beslist niet mooi zijn. Als je naar dergelijke instrumenten kijkt zie je de onrust in het lijnenspel. Dat komt mede doordat er niet gewerkt is met de z.g.n. guldensnede. Een systeem van lijnen die elkaar in het middelpunt snijden binnen een cirkel. Als je dit principe niet toepast, wordt het instrument als onsamenhangend ervaren. Voor wat betreft de binnenkant moet het instrument relatief eenvoudig ogen. Uiteraard is een orgel een gecompliceerd instrument. Door de planning van het pijpwerk kun je dat gecompliceerde karakter erger maken door overal maar pijpen neer te zetten zonder logisch verband. In de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw werd er veel flexibel conduct (PAP) gebruikt omdat dat erg makkelijk was. Plaats een pijp waar je wilt, en leg er een slang naar toe was veelal de werkwijze. Dat dit niet onder de kunst van orgels maken valt, is buiten elke discussie. In de huidige orgelbouw wordt aan deze punten terecht veel aandacht geschonken. Temeer ook omdat een orgel veelal decennia lang binnen een bepaalde ruimte staat. Het grote aantal historische orgels alleen al binnen Nederland, getuigen van groot valmanschap als het gaat over hoe een orgel er van buiten en van binnen uit hoort te zien. Het is een gelukkig feit dat veel orgelmakers in staat zijn om deze zaken gestalte te geven. Dat kan zowel in een meer historiserend, dan wel in een modern uiterlijk getoond worden.

 Het vak orgelmaken

orgel bavo haarlemEigenlijk wordt je – zonder te willen overdrijven – geboren voor het orgelmakersvak. Dat geldt trouwens voor heel veel beroepen. Dikwijls hebben mensen in hun jonge jaren al een specifieke belangstelling voor iets. Als je heel klein bent wil je graag politieman, brandweerman, piloot, of op een grote hijskraan werken. In de meeste gevallen veranderd dat beroepsbeeld naarmate je wat ouder wordt. Het beeld van je werkzame leven werd vroeger mede bepaald door wat je vader deed. Deze vanzelfsprekendheid  is zo goed als verdwenen. In mijn geval was dat in zekere mate nog wel zo. Mijn vader was timmerman en amateur orgelbouwer. Zijn favoriete orgel was het Christian Müller-orgel van de Grote of St. Bavokerk te Haarlem. Als twaalfjarige jongen kwam ik voor het eerst in aanraking met dit instrument. De toenmalige legendarische organist Klaas Bolt demonstreerde dit instrument op een zaterdagmiddag. Hij riep met een luide stem vanachter de speeltafel welke registraties hij liet horen. Langzamerhand werkte hij dan toe naar een groots plenum van het orgel. Deze indrukken zijn mij altijd bijgebleven. Ook mocht mijn vader eenmaal per jaar het orgel zelf bespelen op een doordeweekse avond. Samen met mijn oom, een neef, en mijn broer reisden we dan naar Haarlem en kregen de sleutels van het orgel in ruil voor een pakje zandkoekjes, en bijvoorbeeld een psalmboekje van Petrus Datheen. Aan het einde van de avond nam Klaas Bolt ons mee het orgel in. We gingen dan tot achter de beeldengroep met de leeuwen en het stadswapen van Haarlem. De enorme afmetingen van dit instrument overtreffen elke verbeelding.

We keken dan in de diepte naar de speeltafel waar mijn neef  op dat moment het orgel bespeelde. Ook de vele afdelingen met de bijna ontelbare pijpen waren/zijn zeer indrukwekkend. De vraag is gesteld ´´hoe word je orgelmaker´´ In mijn geval is dat heel duidelijk. Op deze wijze. Door onuitwisbare indrukken in je jonge jaren die een levenlang meegaan. Nog jaarlijks bezoeken we het orgel van de Grote of St. Bavokerk in Haarlem om enkele concerten bij te wonen. Het blijft bijzonder mooi om naar het orgel te kijken. Het blijft indrukwekkend het orgel te horen bespelen.

Vrijblijvend contact

Neem vrijblijvend contact op. U wordt zorgvuldig en snel te woord gestaan.